Oma
Tekst en muziek: Rikkert Zuiderveld

Wanneer je bij haar binnenkam dan riep je volk
Daar stond je met je klompjes op de stoep
En uit de keuken geurde groentesoep
Zomer en winter hetzelfde

Haar kromme handen rustten nooit dat kon niet meer
En langzaam scharrelde zij met haar stok
Eieren halen uit het kippenhok
Zomer en winter hetzelfde
En als je uitkeek uit de mooie kamer voor
De oude brink, de lindeboom, het karrenspoor
En kwam er iemand langs den ze ze steevast "wel is doar"

De bedstee waar ik sliep een wereld in het klein
Het eiken deurtje dat van boenwas blonk
Het verenbed waar je haast in verdronk
Zomer en winter hetzelfde

Tussen de middag soep met schenkels vet en zwaar
Die moest je eten tot j'er vol van zat
En dan zei oma altijd neem nog wat
Zomer en winter hetzelfde
En als je uitkeek uit de mooie kamer voor
De oude brink, de lindeboom, het karrenspoor
En kwam er iemand langs dan zei ze steevast "wel is doar"

Ze schilde steeds de piepers één dag van tevoren
Zodat er altijd iets voor morgen was
Zelfs nog toen opa al gestorven was
Zomer en winter hetzelfde

Ze werd te oud om nog alleen in huis te zijn
En kreeg een kamer in 't bejaardenhuis
En breide sokken starend naar de buis
Zomer en winter hetzelfde
En als je uitkeek uit die kleine kamer voor
Het tegelpad, het rozenperk, het postkantoor
En kwam er iemand langs dan zei ze "Dinie is ook nait laangs west"

Staat op: Het hart op de tong